Moestuin bemesten - Een groente is een cultuurgewas die zich onderscheidt van de wilde planten omdat zij zich op één plantdeel sterk ontwikkeld en daar een vrucht ontwikkeld. Dus een wortel maakt een extra dikke penwortel die zoet en eetbaar is. Spruitjes zijn bladknoppen die zich extreem dik ontwikkelen en heel compact blijven. Broccoli is een gewas dat zich enorm concentreert in het knopstadium. De bloemkool ontwikkeld zich enorm in het embryonale stadium. De tomaat maakt enorme zaadomhulsels. Zo heeft elke groente een bepaalde mate van concentratie in zich en dit plantdeel eten we; vaak een jong stadium van dat plantdeel.
Maar om dat plantdeel met die concentratie te bereiken hebben ze veel voeding nodig, veel meer dan een wilde plant. En omdat wij de groenten oogsten, haal je dus mineralen; voeding weg van de bodem en dat moet je weer op zijn minst aanvullen. In de natuur is een afgestorven plant namelijk weer voeding voor een volgende plant. Daarnaast zorgt op de juiste manier bemesten voor een betere bodemstructuur waardoor de planten beter lucht en water en voeding kunnen opnemen.
Bodem moestuin bemesten
Het belangrijkste uitgangspunt waar het bij bemesting om gaat is dat je de bodem moet bemesten en niet de plant. De intentie zou moeten zijn de bodem vruchtbaarder maken, de plant vindt dan vanzelf de voedingsstoffen die zij nodig heeft. Wanneer je dat leert begrijpen, dan wordt het eigenlijk een soort samenwerken met de bodem, dat zou het uitgangspunt moeten zijn. Verder pas je de bemesting aan op de grondsoort en je kunt uiteraard ook rekening houden met welke gewassen je te maken hebt, maar dit op de tweede plaats.
Mestsoorten en kwaliteit
Je kunt met verschillende soorten mest bemesten. Deze moet je altijd eerst composteren. Compost uit een combi van plantmateriaal en dierlijke mest is eigenlijk de beste bemesting, zij het eventueel in combinatie met mineralen of extra verteerde dierlijke mest. Elke mestsoort van een dier heeft weer een andere werking en daar moet je rekening mee houden.
Koemest en C/N
Koemest is de beste dierlijke mest die je kunt gebruiken. Dan moet het wel vaste stalmest zijn die een jaar of twee heeft gelegen. Deze is zo goed omdat zij al gemengd is met stro dat in de stal ligt. Het stro heeft een hoog koolstofgehalte en dat is belangrijk. Dit in verband met het volgende: dierlijke mest bestaat uit sterk geconcentreerde voedingsstoffen en bevat veel stikstof, de groeistof voor planten. Maar als je zuivere mest geeft, is dat te veel voor een plant om in één keer op te nemen. Maar de koolstof in stro kan stikstof tijdelijk vasthouden. Als je dat nu bemest, dan zal de stikstof langzaam vrijkomen en op die manier is er steeds voldoende stikstof voor de plant beschikbaar. De verhouding van koolstof en stikstof wordt de C/N verhouding genoemd en deze is idealer wijze 30/1. Dit principe gaat ook op bij het maken van compost.
Paardenmest
Paardenmest is een mest die droog is en snel warm wordt. Daarom is hij geschikt voor natte gronden die langzamer warm worden. Dat zijn kleigronden. Paardenmest heeft al een stabiele C/N verhouding van nature.
Schapen- en geitenmest
Schapenmest en geitenmest werken ook verwarmend en zijn ook geschikt voor gronden die wat rijker zijn maar minder snel opwarmen omdat deze mestsoorten ook minder rijk zijn.
Kippenmest
Kippenmest is te rijk om als bemesting te gebruiken en moet je goed vercomposteren en mengen met ander materiaal zoals bladafval of stro. Kippenmest moet je nooit zo zonder vermenging gebruiken.
Varkenstmest
Varkensmest heeft een koude werking en is ook rijk aan stikstof en meestal geen of weinig stro.
Daarnaast staat het varken het dichtste bij de mens en vanuit de Biologisch-dynamische visie op landbouw wordt daarom varkensmest niet snel toegepast. Wat bijna net zo belangrijk is, is dat je mest gebruikt die in de buurt beschikbaar is. Dit omdat die mest informatie en stoffen bevat die de planten nodig hebben en omdat ze blijkbaar passen bij die grond.
Mineralen
Omdat je mineralen wegvoert (bij de oogst), maar ook omdat er -m.n. op zandgronden- vaak tekorten zijn aan bepaalde mineralen is het belangrijk om ook mineralen aan te voeren. Het belangrijkste is met compost die van diverse organische materialen is gemaakt, er zijn ook diverse gesteentemelen en kleimineralen beschikbaar. De meeste zijn gruisafval uit steenmijnen. Voorbeelden zijn dolomietenmergel, zeewierkalk zoals mearl, of basaltmeel of natuurfosfaat. Die mineralen zijn belangrijk omdat regenwormen samen met organische stof daarvan humus kunnen maken.
Stikstof (of ‘N’): Wordt tegenwoordig gezien als de belangrijkste stof. Het is belangrijk voor de vorming van eiwitten en zorgt voor groot, mals blad. Het komt alleen in dierlijke en plantenresten voor en er bevindt zich veel stikstof in de lucht.
Fosfaat (of ‘P’): Is nodig voor de wortelvorming bij jonge planten en bij zaad- en vruchtvorming.
Kalium (of ‘K’): Is nodig voor de hele waterhuishouding en de suikervorming. Bieten, kolen, aardappels zijn groenten die extra kalium kunnen gebruiken.
Bijbemesten
Bijbemesten doe je wanneer je intensief teelt. Bijvoorbeeld in een kas waar je twee gewassen achter elkaar teelt of wanneer de grond nog erg arm is. Dan kun je ervoor kiezen om wat extra meststoffen te geven bij bepaalde gewassen zoals komkommer, tomaat of courgette. Dat kun je met mestkorrels doen, maar je kunt ook opnieuw, voor dat je de 2e teelt gaat doen weer wat compost geven.
Hoe bemesten
Je kunt op verschillende manieren bemesten. Je kunt dat doen door te kijken per gewas wat er nodig is (plantgericht), maar je kunt ook de hele oppervlakte dezelfde bemesting geven. Dat laatste doen veel bioboeren, omdat verschillende hoeveelheden bemesten heel ingewikkeld wordt en het is belangrijker de bodem te bemesten i.p.v. de plant. Maar in de moestuin kun je daar rekening mee houden en dat zou ik ook aanraden voor bepaalde gewassen. Zo heeft bijvoorbeeld wortel heel weinig mest nodig, maar koolsoorten hebben heel veel nodig. Gemiddeld kun je 1 kruiwagen per 10m2 aanhouden. Wat ik zelf altijd doe is alles met een beetje compost bemesten (voor de bodem) en daar waar meer nodig is meer compost geven en eventueel extra voeding toevoegen bij bijv. kool.
Wanneer
Je bemest het beste in het najaar, of in het voorjaar. Het heeft beide voordelen. In de herfst is het bodemleven het meest actief en gericht op ‘opslaan’. Dat wat je dan bemest wordt goed opgenomen en bewaard tot na de winter. Maar als er geen planten staan zal er ook een deel uitspoelen. Dat is zonde, maar ook slecht voor het milieu. In dat geval kun je ook bemesten in het voorjaar. Op die manier komt de compost direct beschikbaar voor de planten en zullen ze het op kunnen nemen. Er spoelt dan minder uit.
Zelf composteren
Compost kun je zelf maken. Lees hier hoe.
Er zijn een heel aantal methoden en het is belangrijk dat je er een kiest en je die eigen maakt en vervolgens daar weer je eigen weg in kiest; je moet vooral veel uitproberen. Goed composteren moet je leren en je kunt al doende je eigen methode steeds aanscherpen.
Compost moet je op een bepaalde manier opbouwen. Je begint met droog en luchtig materiaal. Dat leg je onderop zodat er een luchtige onderlaag is en er een beetje lucht van onder beschikbaar is, want onder komt alle druk van het gewicht. Dat kan zijn kleine takjes, holle stengels, stro of blad.